Australië, het kleinste continent en door sommigen ook beschouwd als het grootste eiland.
Een groot deel van Australië bestaat uit woestijn. Enkel in het noordoosten zijn er regenwouden, die verder naar het zuiden vaak meer subtropisch dan tropisch zijn. In de dorre, hete binnenlanden zijn er naast woestijnen ook steppe- en savanne-achtige gebieden, de scrublands.
Van oktober tot eind november is het ‘vroege stormseizoen’. December en januari is de ‘vroege moesson’, soms heel nat. De ‘late moesson’ valt in februari en maart, met zeer zware regenval. Het ‘late stormseizoen’ van april en mei heeft zware stormen. In juni en juli is het klimaat zeer aangenaam. Heet en droog is het in augustus. In de regentijd komen er regelmatig zware stormen voor, gemiddeld vijf per jaar. Gemiddeld valt hier circa 1470 mm neerslag.
Midden-Australië heeft een echt woestijnklimaat. In de zomer kunnen de temperaturen zeer hoog oplopen. In de winterperiode kan het ’s nachts flink afkoelen. Hier valt minder dan 250 mm neerslag per jaar en het droge seizoen duurt meer dan acht maanden.
Het noorden van Nieuw-Zuid-Wales en het zuiden van Queensland hebben een subtropisch klimaat met het hele jaar door aangenaam weer, hoewel het in de zomer behoorlijk warm kan worden. Grote steden als Sydney, Perth en Adelaide hebben een mediterraan klimaat met warme zomers en milde winters.
Victoria en Tasmanië in het zuiden hebben een gematigd klimaat. In de winter kan het vrij koud worden met sneeuwval in de hogere gebieden. De rest van het jaar is het zonnig en warm met kans op hittegolven in Victoria.
De seizoenen in Australië zijn tegengesteld aan die van het Noordelijk Halfrond. De lente duurt van september tot november, de zomer van december tot februari, de herfst van maart tot mei en de winter van juni tot augustus. Australië heeft voor het grootste gedeelte een subtropisch klimaat, in het uiterste noorden heerst een tropisch klimaat.
Taal
Engels is de officiële taal in Australië.